Lytton - Hope

Vandaag hebben we maar een kort traject gepland. De rit zal voeren door de canyon van de Fraser River. We hebben alles mee voor een mooi toeristisch dagje. De zon schijnt en het is al vroeg warm. Vannacht hebben we wel wat slecht geslapen door de aankomst van onze buren en door het vrijwel continue getoeter van de treinen. We zitten nu al een uurtje te ontbijten, maar een trein komt niet voorbij. De dienstregeling is mij niet bekend, maar het lijkt wel of er vooral ‘s avonds en ‘s nachts veel treinen rijden.

Wij manoeuvreren de camping af en de Highway op. Er is hier trouwens geen andere weg. Verdwalen is dus niet direct mogelijk. De weg voert hoog langs Lytton heen. De samenkomst van Thompson en Fraser is goed te zien. De weg volgt hoog op de berg de loop van de rivier. Duidelijk is te zien dat zelfs CP rail het hier niet makkelijk heeft gehad om een traject aan te leggen. Het eerste het beste uitzichtspunt biedt inderdaad wat het belooft, een uitzicht over rivierdal en omliggende heuvels. Ook hier weer die combinatie van bruisend water omgeven door diverse kleuren groen van de bomen afgewisseld door het zilver en grijs van rotsen. Na de samenvloeiing van de beide grote rivieren is het woestijnachtige karakter van de omgeving volledig veranderd.

Voort gaat het over een bochtige tegen de bergwand aangeplakte weg richting Hell's gate.

Voor alle duidelijkheid de weg ter plaatse is wel de Hwy 1, Trans Canada Highway. Tot voor nog niet zolang geleden moest alle verkeer naar en van Vancouver over deze weg. Het moet hier echt niet leuk zijn geweest. De weg is twee-baans, kronkelig, voert door diverse tunnels en is bij tijden best steil. Stel je voor dat alle vrachtverkeer hier over door het nauwe dal moest. Gelukkig heeft men enige jaren geleden een tolweg over de coquihalla pass aangelegd.

We parkeren op het parkeerplaatsje bij de Hell's Gate Airtram. Hell's Gate is een plek in de Fraser River, waar deze rivier, gedwongen door rotsmassieven, zich door een nauwe opening wringt. Voor de aanleg van de spoorlijnen en later de airtram, was het hier nog nauwer dan nu. De spooraanleg is gepaard gegaan met het opblazen van flinke rotspartijen. Toen daarbij de aanwezige natuurlijke mogelijkheid voor de zalm om de stroomversnellingen te passeren werd vernietigd, heeft men een kunstmatige vistrap in het kolkende water aangelegd. Als je er over nadenkt, dan krijg je vanzelf bewondering voor de geweldige bouwkundige prestatie, die hier geleverd is.

Over de rivier is een smalle metalen brug aangelegd. Je mag als voetganger via die brug de stroomversnelling passeren. Liever niet tegelijk te veel mensen op de brug, omdat die dan gaat wringen. Of dat gevaarlijk is weet ik niet maar onaangenaam is het wel.

De meeste mensen steken hier met de Airtram de rivier over. De kant van de parkeerplaats van waaraf je via het stationnetje vertrekt ligt beduidend hoger dan de zijde waar je naar toe gaat. Het ritje met de Airtram duurt een kwartier. Je hangt vrij boven het woeste geweld van de Fraser. Grote draaikolken zijn goed zichtbaar. Bij kabelbreuk heb je niet veel meer in te brengen. Ongelukken hebben zich tot op heden niet voorgedaan. Gelukkig maar! Je moet er niet aan denken. Aan de overzijde aangekomen vind je een restaurant, winkeltjes, diverse uitzichtterrassen en een museumpje. Je kunt onder de indruk komen van het geweld van de rivier of genieten van het wel bijzondere uitzicht dat je hebt van de terrassen en vanaf de beschreven brug. Je kunt kijken naar de treinen die links en rechts tegen de rotswand aangeplakt passeren. Je bevindt je hier op een van de populairste attracties voor een uitstapje voor mensen van bv. Vancouver. Ondanks dat het geheel wel erg toeristisch wordt geëxploiteerd, blijft er voldoende ruimte om het natuurgeweld op je te laten inwerken. Het museum vertelt over de manier waarop de Indianen en de eerste ontdekkingsreizigers deze doorgang in het gebergte passeerden. Zij deden dat aan lianen en later touwen. Ze slingerden dan van het ene naar het andere richeltje. Stelt u zichzelf even voor hangend aan een touw langs de ruwe rotswand met onder u alleen een gat waar een kolkende rivier op voedsel wacht.

Als we met de Airtram weer terug gaan naar de oever waar onze motorhome staat, zien we vlak voor we het “bergstation”“ binnen glijden, diverse roze plastic flamingo's in de schaarse aarde aan deze steile wand geprikt. De Airtram bestuurder legt uit, dat het bij sommige groepen jongeren uit Vancouver in is om een keer per jaar in het stikke donker hangend aan een touw een dergelijk symbool van onze “nep” maatschappij te plaatsen. Dat “nep” is voor zijn rekening.

Onze volgende stop betreft ook een oversteek van de Fraser river. Niet ver van Hell's Gate ligt verscholen in groene bossen de Alexandria brug. Daar waar het dal wat ruimer is geworden wijst een bord ons op het bestaan van de brug. Wij lopen de uitgezette trail af. Het pad loopt door loofbossen langzaam met enige slingers de helling af. Het infobord geeft aan dat dit de oudste handelsroute van Calgary naar Vancouver betreft. In de tijd van de huifkar en ver voor de aanleg van de Trans Canada Highway, was hier verhoudingsgewijs druk verkeer. Na passage van de spoorrails (hoezo beveiliging ) zien we de brug liggen. De brug is grijs van kleur en bestaat uit een combinatie van betonnen pijlers en een metalen hangdek en balustrades. Het vroeger waarschijnlijk uit hout bestaande wegdek is vervangen door een metalen rooster. Als je op de oud lijkende, verlaten brug waagt zie je het water letterlijk onder je voeten. Toen de brug werd gebouwd, ergens in de 19e eeuw, heeft men echt zijn best gedaan er een mooie brug van te maken. Ook nu nog is het een schoonheid. Wel een die op het oog in verval is. In werkelijkheid zal het nodige onderhoud best wel gepleegd worden denk ik. Het is hier een Provincial park tenslotte. Als we de brug een stukje zijn opgelopen, kunnen we een in de rivier gelegen rots fotograferen. Op de rots staat een groepje van drie bomen, twee grove dennen en een eik, die samen een bijzonder tafereel vormen.

Aan de overzijde van de brug lopen diverse uitgezette wandelingen. Bij het uitzetten van de wandelingen is gebruik gemaakt van de oude handelspaden die daar nog liggen. Het is hier goed toeven. Zonnetje op de bol, rust en af en toe een groepje mensen dat komt wandelen.

Wij hebben hier een tijdje zitten genieten.

Op naar Yale. Deze plaats heeft een historische kern. Een mooie folder vertelt daarover. En inderdaad, nadat we ergens ons tijdelijke huis hebben achtergelaten, slenteren we door een lief plaatsje met hier en daar een oud houten gebouw. Vooral de kerk ziet er fraai uit. We kwamen er toch langs. Er voor omrijden zou ik niet doen.

We bereiken Hope. Over de naam van deze plaats bestaan veel verhalen. De meest aansprekende is wel dat reizigers die vanuit Oost Canada deze plaats bereikten inderdaad mochten hopen spoedig de kust te bereiken, terwijl zij die de andere richting op reisden, hoopten dat ze het zouden halen. Zeker in de tijd van de touwen bij de Hell”s Gate was het reizen in deze omgeving een hachelijke onderneming. Een andere verklaring voor de naam is: de bergen om de plaats vormen een kruis. Uit dat kruis putten de bewoners dan weer hoop.

Hope is tegenwoordig een leuk plaatsje met een kleine stadse kern en ruime winkelstraten. Het hart van het dorp is een prachtig park, waar op zondag bij mooi weer, zoals vandaag , de hele bevolking vertoeft. Ook in Hope claimt men de wereldkampioen beeldhouwen met behulp van de kettingzaag te zijn. Hier staan net als in Chetwynd prachtig uit boomstammen uitgezaagde beelden. Bij een van de vele plaatselijke benzinestations zien we weer een wolkje oude geheel gerestaureerde auto's. Kennelijk is de sport een dergelijke auto te restaureren en als dat proces is afgerond er op zondag mee te showen. Door de week moet een mens uiteraard werken. Mijn dochter zegt dat dit z.g. Hot Rods zijn en dat die natuurlijk nog hier zijn in verband met die rally gisteren in Cache Creek. Ze zal gelijk hebben.

Wij kamperen op de “Telte Yet Campsite”. Deze camping in Indiaans beheer, is prachtig aan de oever van de Fraser river en midden in Hope gelegen. We zoeken een mooi plekje uit aan de rivier. De campingfaciliteiten zijn slecht onderhouden, jammer. Nadat we van de wandeling terug komen, eten we aan het water. Als ‘s avonds het kampvuur brandt genieten we nog lang van de mooie avond. Plotseling horen we gerommel in het struikgewas. In het donker staren vier glinsterende ogen ons aan. Als het terrein verkend is, glippen met grote haast twee wasberen langs ons vuur af de duisternis van de camping in.

Door de intense duisternis en het geruis van de rivier, zijn we gelijk in een diepe slaap gevallen.

 

Vorige pagina - Inhoudsopgave - Home - Volgende bladzijde

© 2006 - Stef van Gasteren