Omak - New Halem - Concrete - Chilliwack

Gisterenavond noch vannacht of vanmorgen vroeg iets van een beheerder gemerkt, toch hing er een enveloppe aan onze deur met het verzoek het verschuldigde campinggeld in deze enveloppe in de brievenbus bij het toiletgebouw te deponeren. Over vertrouwen gesproken.

Het is vanmorgen gelukkig droog, maar ondanks dat de zon schijnt hangen de wolken wel weer erg laag.

We rijden van Omak naar Okanagan en vandaar door het gelijknamige National Forest via een steeds stijgende weg naar Twisp. Onderweg zijn veel stopplaatsen, maar die zijn zodanig kort van te voren aangegeven, dat je welhaast moet weten waar ze zijn om er ook gebruik van te kunnen maken. Vandaag vinden we het niet zo erg, omdat de meeste uitzichten door de wolken toch niet zo veel te zien geven. Na Twisp komen we in Winthrop, hier is de laatste mogelijkheid om voordat de eigenlijke Cascades beginnen nog te tanken. Wij hebben genoeg aan boord en kunnen verder rijden.

Na Winthrop gaat het goed omhoog, we krijgen weer het gevoel van het hooggebergte. Washington Pass ( 1643 meter ) is de volgende plaatst waar we stoppen. Nu behoor je hier een schitterend uitzicht op de bergen te hebben, maar wij worden door de laaghangende bewolking erg geplaagd. Je ziet de weg, de met sneeuwbedekte hellingen, maar de toppen blijven voor het grootste deel uit het zicht. Wel jammer, want we hebben speciaal om dit traject in de route te kunnen opnemen, andere mooie gebieden geschrapt van de te rijden route. Uit hetgeen we nu zien, kunnen we wel concluderen dat het hier erg mooi moet zijn, maar net als gisteren gaat veel verloren met name door de wolken die erg in de weg hangen.

Vanaf de pas rijden we over het gedeelte van Highway 20 dat ‘s winters gesloten is en dan uitsluitend door skiërs wordt gebruikt. De weg stijgt hier nog eerst een poosje door. Ik heb nu echt het gevoel hoog op alpine wegen te rijden. Er is altijd wel links of rechts een behoorlijk ravijn. Op veel plaatsen ligt de sneeuw nog meters hoog naast de weg. Diverse watervallen storten langs steile wanden vlak langs de weg naar beneden. Als we weer eens op een uitwijkhaven of parkeerplek annex uitzichtspunt stoppen, krijgen we volop de gelegenheid wilde alpenbloemen en plantjes te bestuderen. We kijken naar een groep dapperen, die vanuit de diepte aan onze voeten tegen de helling opklauteren. Ze zijn als bergbeklimmers uitgerust en bieden met hun touwen, musketonhaken en fleurige kleding een kleurrijk schouwspel. Na even gerust te hebben beklimmen zij vrolijk de helling die aan de overkant van de weg oprijst.

Jack Mountain van 2716 meter is de hoogste berg in de directe omgeving. Verderop ligt Mount Baker die met zijn 3232 meter de kroon spant in dit gebied. Mount Baker is een met eeuwige sneeuw bedekte vulkaan. Hij hoort thuis in het rijtje van Mount Rainier en Mount St Helens. Deze Cascade Ranges zijn geologisch jonger dan de Rockies en worden door de werking van de plaat tektoniek nog voortdurend opgedrukt. Mount Baker is via een doodlopende weg ontsloten. Het moet erg mooi zijn in het gebied van Mount Baker. Daar wij uit alle publicaties hebben begrepen, dat een bezoek aan de vulkaan toch wel een hele dag moet kosten hebben we uit tijdnood besloten, hoewel we er dichtbij zijn de berg over te slaan. Gezien het huidige weer is dat bij toeval wel een goede beslissing. De toppen van bergen links en rechts van Highway 20 hier in North en South Cascades National Park, zijn voor het merendeel ook onzichtbaar.

Verder rijdend bereiken we een wel bijzonder mooi gelegen uitzichtspunt bij Diablo. Hoog boven de meren die door Ross Dam zijn ontstaan, is een parkachtige plaats aangelegd, waar geparkeerd, gewandeld en van het uitzicht op de drie meren en de dam kan worden genoten.

Als we hier uit de auto stappen, worden we overvallen door een snijdende wind. Na het aantrekken van de meegevoerde winterse jassen, doen we een nieuwe poging. We worden beloond door de weergoden, die weliswaar de snijdende wind handhaven, maar die de wolken gelijktijdig openbreken. We krijgen eindelijk de toppen van de nog steeds besneeuwde bergen rondom in zicht. Diep beneden ons liggen de meren met hun kleurenpracht te schitteren, terwijl de omzoming door eerst het groen van de dennen en daarboven de ongenaakbare toppen een bijzonder plaatje oplevert. Ook de dam is een zodanig imposant bouwwerk, dat enige aandacht daarvoor zeker op z'n plaats is.

De kinderen die uit de ter plaatse gestopte schoolbus zijn gekomen, moeten hier een vragenformulier invullen. Ze proberen de antwoorden op de diverse vragen zo snel mogelijk te vinden. Ook zij hebben het goed koud.

De weg voert ons door tunnels en met haarspelden naar beneden. De dam is te bezichtigen, maar de toegangsweg is bochtig en smal en eigenlijk niet geschikt voor voertuigen langer dan 21 voet. Zodoende slaan we dat maar over. In New halem stoppen we om in de plaatselijke store een broodje te kopen. De als monument in het stadsparkje geplaatste stoomlocomotief van de Seattle City Light Company leggen we op de gevoelige plaat vast. Tussen hoge en steile rotswanden door rijden we naar Concrete. Hier verlaten we het nationale park alweer. We rijden nu door overwegend groene heuvels richting Sedro Woolley.

Het aanvankelijke plan was om in Sedro Woolley te overnachtten. De etappe van vandaag is echter sneller afgelegd dan verwacht. Waarschijnlijk is door de eerder geschetste weersomstandigheden een aantal interessante punten vandaag niet zo interessant. Inmiddels is het weer wel aangenaam. We besluiten om verder te gaan richting Acme. Acme, deze plaatsnaam roept herinneringen op aan tekenfilms met de roadrunner. Als Roadrunner of zijn tegenspeler weer eens een slim apparaat hadden laten komen, dan zat dat steevast in een kist waarop in grote letters Acme ltd. stond. Wat een associatie weer hè. Als we morgen dan mogelijk goed weer hebben, kunnen we alsnog Mount Baker bezoeken. De weg naar Acme is bijzonder fraai en voert slingerend door groen heuvelachtig terrein. De camping in Acme kan ons slechts een plaatsje op drassig grasland aanbieden omdat alle echte plaatsen bezet zijn in verband met de houthakkers kampioenschappen die dit weekeind hier in de omgeving worden gehouden. We vragen naar het weerbericht voor morgen en krijgen dan te horen, dat voor morgen een fors regengebied wordt verwacht. Na voor de informatie bedankt te hebben besluiten we Mount Baker te vergeten en naar Canada te rijden.

In Kendall tanken we nog een keer op Amerikaanse bodem. Tijdens het tanken spreekt een Amerikaanse dame mij aan om te vertellen dat zij ons motorhome wel heel “pretty” vind “charming” zelfs. Ik laat haar even kijken.

We willen de grens met BC passeren in Sumas. Eerlijk gezegd denken wij dat dit toch een stuk sneller moet kunnen dan in de passage van Alberta naar Montana in Sweetgrass, eerder tijdens deze reis. Als we bij de grensovergang komen, blijken er 5 rijen te staan die maar traag vooruit komen. Dat belooft veel goeds. We pakken de meest linkse rij. Als we na een hele tijd bij het loket van de grensbeambte stoppen, blijkt deze over een nog rotter humeur of is het een precieze taakopvatting te beschikken dan zijn Amerikaanse collega. Eerst wordt ons op onvriendelijke wijze gevraagd naar datgene dat in Noord-Amerika kennelijk vreselijk gevaarlijk is namelijk vers fruit, groente en vlees. Wij proberen wat onnozel te doen en zeggen dat alles niet aan boord te hebben. Als er dan toch indringend wordt gevraagd of we zelfs geen appels en zo aan boord hebben, knikken wij opgelucht en vertellen een zak Canadese appels te bezitten. Een glimlach verschijnt op het gezicht van de beambte. Inleveren die zak dan maar. Wij proberen nog uit te leggen dat de appels uit Canada komen. Mijn vriend in het hokje zegt triomfantelijk je hebt ze toch daar gekocht. Hij knikt daarbij in de richting vanwaar wij moeten zijn gekomen. Als we dat bevestigen gaan de appels met een wel gemikte worp in de prullenbak. Mijn dochter zegt: ”wij mogen ze niet eten, maar ze liggen straks wel op een Canadese vuilhoop weg te rotten”. Onverstoorbaar worden onze paspoorten aan een onderzoek onderworpen. Pas als onze vrind de inreis stempels van Calgary ziet, fleurt hij wat op. Iemand anders heeft ons al eens tot Canada toegelaten, dat scheelt een hele hoop verantwoording. Achteloos vraagt de beambte of we nog van plan zijn om naar de USA terug te gaan. Als ik dom genoeg toegeef dat niet van plan te zijn, scheurt hij resoluut de visa waiver uit de paspoorten. Eindelijk mogen we doorrijden. Achter ons wordt waarschijnlijk opgelucht ademgehaald, nu wij geen gevaarlijke criminelen blijken te zijn en zij ook weer verder mogen.

We zijn even van slag en hebben nog geen goed gevoel bij Canada. Maar je moet verder en ergens een plekje voor de nacht zoeken. Wij besluiten richting Hope te rijden over de Transcanada Highway. Aan Hope hebben we goede herinneringen en mochten we voordat we daar zijn nog geen camping hebben gevonden, dan weten we waar we moeten zijn.

Als op borden Chilliwack wordt aangegeven besluiten we om in deze plaats accommodatie te zoeken, we hebben tenslotte nog in Missoula met inwoners van deze gemeente gesproken.

Uiteindelijk vinden we een mooie plaats op de Cottonwood Meadows R.V. Country Club. Dit park ligt aan een straat met de wondermooie naam: Luckakuck.

Het is de bedoeling om morgen vanaf hier naar Vancouver te rijden. Als het goed weer is willen we een paar attracties in de buurt van Vancouver bezoeken. Het ziet er inmiddels weer erg somber uit. Typisch Hollands weertje, donker grijze wolken zijn ons deel.

 

Vorige pagina - Inhoudsopgave - Home - Volgende bladzijde

© 2006 - Stef van Gasteren